Het schijnt dat in de oude tijd de atmosfeer gemoedelijker was dan nu.  Ik weet het niet.  In alle geval, vaders vertelrepertorium bestond uit verscheidene sterke verhalen, waarvan er nu een paar volgen.

Daar was vooreerst de historie van Pier Snauwaert.  Dat zat zo: Pé Vanwalleghem woonde in zijn oude dag samen met twee broers en twee zusters in de Potteriestraat.  Het was een klein mannetje, gerimpeld en lang van wezen en zeer goedaardig, in tegenstelling met de rest van de achtbare familie, die een minder goede reputatie genoot.  Pé was duivenliefhebber, in zoverre hunne hoogheden (de omstandigheden) het toelieten.  Dat kwam er op neer dat hij meestal een paar “soepen” meegaf.

Nu, op zekere dag was Pé een jongsje kwijt en had zijn tegenslag overal verteld.  Ja, ja, ons dorp was toen nog zo landelijk, dat iedereen ieders verdriet kende.  Dus goed en wel, het bestuur van de maatschappij “Door Vriendschap Sterk” besloot een gele kaart te zenden aan de heer Pé Vanwalleghem, daarin meldende dat de duif n° …….., zulke pluim, aangekomen was op de wijk Onlede Molen bij ondergetekende: Pieter Snauwaert.

Van dan af zat ieder op vinkenslag.  De postbode deed trouw zijn plicht.  De kaart bracht grote vreugde in het oude hart van Pé.  Binnen het uur had Pe triomfantelijk de beenhouwer, de smid en de kleermaker op de hoogte gebracht van het goede nieuws.  Glurend van achter hun gordijntjes, zagen de nieuwsgierigen die namiddag Pé vertrekken op zijn gammele fiets, duivenmand achterop, in de richting van de wijk Onlede Molen.  Wat Pe die namiddag nog verricht heeft, kon niemand achteraf nog vernemen.  Pé is even na zonsondergang, de fiets aan de hand, thuisgekomen, doodop van de speurtocht.  Want een zekere Pier Swauwaert was nergens bekend op die wijk.  Gelukkig is het echte bericht van Pés verloren duif ook binnengekomen.  En het moet gezegd worden tot eer van de maatschappij “Door Vriendschap Sterk”  dat ze Pé hebben ertoe kunnen bewegen een tweede maal op tocht te gaan, zij het dan in gezelschap van de voorzitter.  Sprak er achteraf nog iemand de naam uit van Pieter Snauwaert in Pés aanwezigheid, dan bekeek Pé hem tot in ’t kalk van zijn ogen en ging zwijgend heen.

Zo boosaardig waren de mensen reeds in vaders tijd.  En dan was er nog Francis Werbrouck uit de Hoogwielkestraat, die zo vaak een proces-verbaal opliep, omdat hij steeds naast de kop van zijn paard stapte, zomaar met de handen in de broekzakken, zonder lijn of zeel aan te raken.  Francis was voerman en gezien de voortdurende onenigheid tussen hem en zijn echtgenote, sliep hij in de stal.  Zijn paard bracht hem vaak ’s avonds stomdronken veilig terug in zijn goede stal.

Francis had goeie duiven boven de stal zitten.  De zondag stonden er altijd veel letters.  Op een zondag zagen zij kans één van de rosse thuisblijvers te gappen.  Ze wisten dat Francis altijd op straat bij hen bleef tot het vallen der duiven begon.  Eén van zijn vrienden speelde het klaar de inrijpoort te sluiten en een ander liet de rosse duif vliegen, een paar straten verder, enkele minuten voor de prijsduiven moesten aankomen.  Plots zag de groep letters (die natuurlijk van de zaak wisten) de rosse duif aankomen en ze waren zo vriendelijk om ter hardst aan ’t roepen te gaan: “Francis, daar is er ene!”.  Francis zette het op een lopen.  Toen hij de poort niet open kreeg, was hij niet meer om aan te spreken.  Nu, zijn vrienden hielpen hem trouw bij die karwei, met veel omhaal van raadgevingen.  Het schijnt zelfs dat ze zijn duiven geconstateerd hebben uit pure naastenliefde.  In een kruikje jenever werd het drama gesmoord.

Ja, ja, zo ging dat toen.  En die zomer dan, dat Francis geen prijs kon spelen!  Op een avond donderde het, dat horen en zien verging.  De bliksem kwam bij hem binnen langs de til, doorkruiste het duivenhok, wrong zich door een opening onder het deurtje en deed een wandeling in de stal.  Francis heeft heel zijn leven gezworen dat hij een gloeiende bol langzaam zag ronddwalen onder de balken en naar buiten zweven door de bovenste helft van de staldeur die op een kier stond.  Iedereen is de brandsporen gaan bekijken.  Er mankeerde niets aan de duiven, noch aan het paard.

De zondag nadien vlogen Francis’ duiven de pannen van het dak end e rest van het seizoen regende het prijzen…  Vader noemde dat “straffe kost”.