In de “Mechelse Catechismus” van 1924, met veel uitleg, uitgegeven door Mgr. Lambrecht, bisschop van Gent, ten gebruike van het middelbaar onderwijs en in den “Catechismus of Christelijke Leering”, ten gebruike van de kinderen der lagere scholen, uitgegeven door Mgr. J. Waffelaert, bisschop van Brugge (1903) vinden wij in de vijfde les:
Vraag 1: “Wat is God?”
Antwoord: “De Schepper, heer en regeerder van hemel en aarde. De fontein onzer zaligheid en ons opperste goed.”
Toen onze kerk herbouwd werd, tussen 1877 en 1881, heeft de toenmalige pastoor Van Hove het goed gevonden voor het kalvariebeeld aan de noordelijke dwarsbeuk een fontein te installeren, die waarschijnlijk gespijsd werd door een reservoir regenwater in de wandeling rond de toren.
Op feestdagen kon de fontein “spuiten” ter herinnering aan de eerste vraag van de vijfde les.
Ze verdween vermoedelijk bij de heropbouw, na de dynamitering door de Duitsers in 1918.
Tot voor kort bevond zich op die plaats een arduinen bank, die evengoed kon dienen om erop te knielen of te zitten met het gelaat naar het kruis en de fontein.
Na honderd jaar heeft men nu een andere bank op die plaats aangebracht, nu echter om met de rug naar kruis en fontein te zitten. Wellicht in aanbidding voor het immense bankgebouw aan de overzijde van de straat.
Men heeft op het marktplein een andere fontein aangebracht als teken van de vrede. En daarnaast geen kruisbeeld meer, maar een duif. Nu ken ik duiven zeer goed: als ze gezond zijn vechten ze met elkaar dat de pluimen in het rond stuiven.
Dat is de evolutie in 100 jaar.