Ik moet u ook nog vertellen van Jean Vanden Weghe, de koster.

Jean stamde uit een oude, waardige familie en verstond de kunst orgel te spelen met warm gevoel en echte Godsvrucht –doch evengoed de kunst te genieten van de kleine goede dingen uit het leven.

Jean was gebuur en duivenliefhebber.  Hij had een flink voorkomen. Ik zou bijna schrijven: aristocratische trekken.  Hij kon vertellen!  Mens, wat hebben we aan zijn lippen gehangen!  En steeds boeiend, keurig, met stijl.  Hij was de man, die de zaterdag zat te letten op zijn duiven van Tours, gezeten op een mooie tuinbank, bij een rond tafeltje, rokend een sierlijke pijp.  Hij speelde steeds ver.  Er waren altijd een paar kennissen mede aan ’t letten.  Een pijp, een glas wijn, een gesprek over duiven, wat zonneschijn in een sierlijke tuin.  En dan een duif die naar beneden glijdt en zich vederlicht neerzet op de plank van een laag tuinhok.  Daarin bestond de liefhebberij van Jean, onze koster.  Het toppunt van zijn liefhebbersloopbaan is een prijs van Rome geweest, net als in de muziek..  Hij had een duif mee naar Rome –ze was weken onderweg.  Op een middag, tijdens het lof, kwam iemand zeggen dat zijn duif aangekomen was.  Hij liet kerk en orgel in de steek –en ik geloof dat Ons Heer het hem nog niet eens kwalijk genomen heeft.  Zeker meneer pastoor niet, die ten andere ook een grappenmaker was.

Die duif was echt en waarachtig thuis en behaalde de driehonderd en zoveelste prijs van een prijskamp die nooit afgespeeld raakte.  Dat gaf wat stof op de gemeente!  Viering, drukte, vlaggen, muziek.  De koster was een gevoelig mens en weende erbij.

Ik heb al de jaren die erop volgden met bewondering gekeken naar de foto aan de muur, waarop Jean prijkte met de Rome-duif in zijn hand.  Tussen glas en foto stak een lange vleugelpen, die de reis naar Rome had meegemaakt.

De koster was een groot mens, mild en eigenaardig, een markante figuur.  Hij had ook zijn kleine kanten.

Zo herinner ik me ook een van de somberste dagen uit zijn leven: vader speelde Arras.  Jean wou ook een paar duiven meegeven op Arras, zomaar voor een prijsje, kwestie van ze op te leren voor Tours.

Zo, de koster kwam vragen om te mogen constateren in vaders constateur.  De zaak werd gewikt en gewogen.  In het lokaal werd alles voorgelegd aan het oordeel van de uitbater en ’t lukte.

Nu was er een hoog kippengaas tussen de kosters tuin en de onze.  Dat was een handicap.  Aan een omweg doen viel niet te denken.  Dus vond Jean een middel uit: een gele bouillon KUB-doos zou dienst doen als projectiel.  In het zweet zijns aanschijns bracht Jean een schijf lood aan in de bodem van de doos, kwestie van het tuig meer draagkracht te geven.

Toen kwam de dramatische morgen.  Een duif van de koster arriveerde, liep binnen … rap het ringetje afgetrokken en in de KUB-doos gedeponeerd.  Deksel erop.  Jean kwam aangelopen, gooide de doos…  Helaas, de doos raakte in het voorbijvliegen even de rand van het gaas.  Het deksel vloog eraf, het ringetje volgde een onberekenbare boog en kwam terecht in een perceeltje aardappelen.

Het ding bleek het eerste uur onvindbaar.  Jean was ervan overtuigd dat hij een eerste prijs gemist had.  Is het dan te verwonderen dat hij voor de zoveelste maal zuchtte: “Het duivenspel is geen sport doch een plaag, erger dan de plagen van Egypte”.

Als ik nu nog eens de plagen van Egypte hoor vernoemen, komt mij telkens de doos van koster te binnen.