Hoofdstuk XI

Naast ons woonde René D’Hulster[1]. Hij was een grappige oude man, die geen vlieg kwaad zou doen.  Nadat hij het miljonair gebracht had, bouwde vader voor zijn rekening een huis,…

Lees verder Hoofdstuk XI

Hoofdstuk III

Ik heb mij wel eens afgevraagd waarom de liefhebberij zo aantrekkelijk was voor vader.  Geld speelde bij hem geen rol; hij kon het noch uitgeven, noch behouden.  Hij had er…

Lees verder Hoofdstuk III

Hoofdstuk XV

Vriend, die dit gelezen hebt, ik zal u niet de raad geven een liefhebber te worden zoals vader.  Ik zal u alleen aansporen sommige dingen eens te overdenken en wensen,…

Lees verder Hoofdstuk XV

Hoofdstuk XIV

Het schijnt dat in de oude tijd de atmosfeer gemoedelijker was dan nu.  Ik weet het niet.  In alle geval, vaders vertelrepertorium bestond uit verscheidene sterke verhalen, waarvan er nu…

Lees verder Hoofdstuk XIV

Hoofdstuk XIII

Ik moet u ook nog vertellen van Jean Vanden Weghe, de koster. Jean stamde uit een oude, waardige familie en verstond de kunst orgel te spelen met warm gevoel en…

Lees verder Hoofdstuk XIII

Hoofdstuk XII

Gebuur Jan Panier kwam uit het noorden van de provincie en heeft vele jaren naast ons gewoond.  Niet tussen de duiven opgegroeid, kwam hij in de duivenwereld terecht als verzorger…

Lees verder Hoofdstuk XII

Hoofdstuk X

En vaders Molenaar… Bij ons is een molenaar een vale duif.  De molenaars hadden vaders bijzondere voorkeur, samen met de gezeemde duiven. Vaders molenaar was een slanke, frêle duif, zeer…

Lees verder Hoofdstuk X

Hoofdstuk IX

De goeie blauwe is vaders trots geweest. Een zekere dag, in de lente van ‘36 als ik me niet vergis, metselde vader aan een oude hoeve.  Die was bewoond door…

Lees verder Hoofdstuk IX