Het was in de tijd dat reusachtige, rijkversierde peperkoeken moesten dienen om onze gevoelens te vertolken tegenover familieleden op nieuwjaarsdag. Vader vulde dan telkens een plat flesje met jenever en droeg dat mee in zijn binnenzak. Ook een borrelglas had hij op die dagen bij de hand om sito presto elke duivenkennis te trakteren als de gelegenheid zich voordeed. Dat was een plechtige ritus, die toentertijde de ongeveinsde vriendschap bezegelde met de belofte van wederzijdse eiergaven en jongenoffers.
Telkenjare rond de tijd der jaarwisseling kreeg vader een aanval van keurziekte. Dat begon met het bericht in het weekblad, dat er een keuring ingericht was, met medewerking van de onfeilbaarste keurder van het Vlaamse land, in het plaatselijke duivenlokaal.
Vaders commentaar was kostbaar; de gevolgen ervan kostelijk. Het begon met een flinke tirade over keurders die zelf nooit goed spelen en liefst ver van huis keuren. Daarna kwam de cafébaas in ’t gedrang, die dikke profiteur, alleen de tapkast telde en de onnozele liefhebbers lieten zich telkens weer verleiden. Wie kan er nu beter zijn duiven keuren dan de eigenaar zelf? Hij kent ras, oorsprong, prestaties; hij kan dag na dag observeren.
Zo ging dat door tot de bepaalde zondagvoormiddag. Dan verklaarde vader met wat kuchjes, bescheiden weg, dat hij eens dat keuren zou gaan bekijken, zomaar voor tijdverdrijf.
’s Middags kwam hij te laat en zenuwachtig thuis. At weinig. Sliep niet tijdens zijn middagrust. Ging vijfmaal over en weer naar het hok en kwam plots met een mand vol duiven in de keuken staan.
Moeder kende de regels van het spel. Ze vroeg telkens zeer verbaasd wat er aan de hand was en had reuze plezier in de onbeholpen reactie van vader. Eén minuut later was deze de deur uit … om zijn duiven te laten keuren.
We kenden deze volgorde na een paar jaren op ons duimpje. En ook het resultaat. We hadden toen een reeks rosse duiven die een prijsje konden vliegen als de omstandigheden gunstig waren. Daarnaast was er een Blauwe, met een lange nek, een echt goede duif. En onveranderlijk kregen de prachtige rosse de hoogste onderscheiding en de Blauwe kwam er zo maar middelmatig uit. En het was ook zo: aan de Blauwe kon je niets meer zien dan dat hij normaal was, en blauw. En de rosse waren prachtexemplaren. De Blauwe echter bezat duivenverstand en dat was niet te zien.
Ik blijf er tot nog toe van overtuigd dat vader naar de keurder ging om achteraf in het lokaal in geuren en kleuren de heldendaden van de Blauwe te kunnen verhalen. Zeker moesten de lokaalbaas en de keurder het dan ook ontgelden. Maar alles bleef bij een gemoedelijk steekspel tussen pot en pint, zonder kwetsende woorden of bitterheid.
Vader kon best verdragen dat ieder probeerde wat centen te winnen … als ze daar eerlijk voor uit kwamen.