De veldkapel
Tijdens de eerste wereldoorlog werkte een zekere Eugenie Aernout bij de familie Benoot naast het station van Wijnendale. In elk station waren toentertijd talrijke Duitse soldaten gelegerd. Op zekere dag werd Eugenie aangerand door een Duitse soldaat. Ze vluchtte een trap op, en bevond zich op de overloop vlak voor een open venster. In haar radeloosheid sprong ze door dat open venster naar beneden. Daarbij werd o. a. haar linkervoet en enkel lelijk verminkt. Deze voet werd mismeesterd en genas niet. In het jaar 1925 werd er dan een metalen plaat in gestoken. Intussen was ze gehuwd met Constant Bruynooghe, huwelijk waaruit vier kinderen geboren werden. Er trad een tijdelijke verbetering op, maar welhaast was de voet weer even pijnlijk als tevoren. De dokter schreef wekelijkse bestralingen voor. Eén bestraling kostte 65 Fr. en Constant verdiende slechts 50 Fr. per week. De stad Torhout heeft dan deze behandeling bekostigd. Een vijftal jaren van behandeling brachten echter geen genezing. Ten einde raad besloot Eugenie naar Lourdes op bedevaart te gaan. Het nodige geld ontbrak echter. Een bevriende vrouw, Marie Messiaen, ging voor dit doel geld ophalen tot de reis kon doorgaan.
Zo vertrok Eugenie in 1931 naar Lourdes. Na enkele dagen kreeg Constant een telegram, dat de voet genezen was. Hij ging dit telegram tonen aan de dokter. Deze zei hem “Het is naïef zoiets te geloven. Wetenschappelijk is dat onmogelijk”.
Weldra kwam Eugenie thuis. De pijn was verdwenen en ze kon de voet normaal bewegen. Groot was de vreugde bij deze eenvoudige mensen. Wat later ontbood de dokter Eugenie, om röntgenfoto’s te laten maken van haar voet. Eugenie ging, maar verwittigde hem dat zij de foto’s niet kon betalen. De dokter zei dat het gratis was, en dat ze drie dagen later de foto’s kon afhalen. Drie dagen later ging Constant om de foto’s. Hij kreeg ze niet. De dokter beweerde dat een priester zopas de foto’s in ontvangst genomen had tegen betaling. Wat de voet betrof, gaf de dokter de verzekering dat er niet meer te merken viel van de vroegere verwondingen, tot zijn eigen verbazing. Constant heeft hem toen de vraag durven stellen wie er eigenlijk naïef was geweest.
Bij haar thuiskomst vertelde Eugenie dat ze in Lourdes beloofd had een grote kapel te bouwen ter ere van Onze Lieve Vrouw. Er was echter geen geld daartoe. Acht jaren spaarden de echtgenoten, volop in de vorige crisistijd, frank voor frank, het nodige geld bijeen. In 1939 was het dan zover. Ze kregen van de familie Breyne – Vanlauwe een stukje grond gratis, te midden van het herenveld. Daar bouwde Constant zes weken aan zijn kapel, samen met de metsers Dedeyne en zijn eigen groot wordende zonen. Eudor en Edmond Dedeyne metselden; Gerard Dedeyne verzorgde het houtwerk. Ze hebben ergens in een muur een fles verborgen die hun namen bevat. Deken Verhelst van Torhout wijdde de kapel in; vanwege Lichtervelde was E. H. Corneillie afgevaardigd. Aanvankelijk was de kapel alleen omringd door sparren, die later geleidelijk werden vervangen door de huidige waaibomen. Tijdens de oorlogsjaren reeds kwamen er zeer veel mensen bidden, vooral gedurende de meimaand.
Een tiental dagen na de bevrijding (7 september 1944) had er een dankbedevaart plaats.
De mensen, op 17 september rond de kapel verzameld, zagen er een treffend en tragisch oorlogsbeeld. Tientallen vliegtuigen, elk met een zweefvliegtuig op sleeptouw, kwamen laag voorbijgevlogen. Het bleek achteraf troepentransport te zijn, bestemd voor de beruchte slag bij Arnhem, waarvan zo weinig soldaten teruggekeerd zijn.
Sedert de oorlogsjaren is de jaarlijkse parochiale bedevaart blijven bestaan. Vele jaren werd het Mariabeeld vooraf naar het dorp gebracht, en dan vooraan in de stoet gedragen. Ter plaatse hadden uitbeeldingen plaats van Vlaamse Marialiederen, op een platte wagen, door een groep meisjes in wit-en-blauw gekleed. Er is ook enkele keren een heilige Mis gecelebreerd geweest. Maar ook buiten die drukbijgewoonde bedevaart gaat er nu nog geen dag voorbij, dat er geen mensen komen bidden. Wijkgroepen, scholen, jeugdverenigingen kiezen de kapel als doel van een uitstap.
Zeven à acht jaar heeft het echtpaar Bruynooghe – Aernout zelf voor de kapel gezorgd. In 1947 heeft Constant de kapel aan E. H. Breyne geschonken. Deze laatste heeft er de volgende jaren heel wat herstellingswerken aan laten uitvoeren. Buurlieden stonden dan in voor het dagelijks onderhoud. E. H. Antoon Breyne is gestorven op 30 december 1975 te Moorslede en heeft per testament de kapel geschonken aan de Blindenschool, Jeruzalemstraat 19, Brugge. Sedert enkele jaren is de kapel in bezit gekomen van de VZW. Parochiale Werken. De familie Velghe, die dichtst bij de kapel woont kreeg toen nog wat onderhoudsmateriaal, met de suggestie voort voor de kapel te zorgen.
Constant Bruynooghe was ondertussen een bejaarde man geworden van ver in de tachtig. Hij sleet zijn oude dag in een klein huisje, vaak bezocht door zijn kinderen. Hij kon nog goed vertellen over de tijd van het ontstaan van de kapel, toen welhaast veertig jaar geleden. Hij besloot vaak zijn verhaal met een fiere verklaring:
“Deze kapel” vertelde hij, “heeft mij tienduizend frank gekost. Al de jaren, dat ze in mijn bezit was, heb ik met het geld van de offerblok heilige Missen laten opdragen. Ik heb er nooit iets van voor mij gehouden, alhoewel ik het zelf niet breed had. Toch hebben mijn kinderen nooit iets te kort gehad.”
Bij het herwerken van dit boekje is Constant Bruynooghe reeds lang overleden. Sedert verscheidene jaren wordt deze kapel o. a. ook door de gemeente verzorgd. De jaarlijkse bedevaart is nu vervangen door een plechtigheid bij de aanvang van de meimaand, waarbij de gebedskaarsen worden uitgedeeld, die tijdens de meimaand bij de andere kapelletjes zullen gebruikt worden.