Lamsens kapel

Deze, nu verdwenen kapel, werd gebouwd op de hoek van de Kapelleweg met de Daalderstraat, waarschijnlijk in 1772.  Dat is nl. het jaartal dat aangebracht was op de hoeve Snaet (nr. 4) waarbij de kapel hoorde.  De bouwstijl en de siersteentjes van de kapel waren soortgelijke als deze van de hoeve.  Ze is waarschijnlijk gebouwd door de familie Vanwildemeersch, de oudst gekende eigenaars van de hoeven op de wijk Groenendaele – Potuil.  Voor de zielelafenis van deze familie werden vóór de eerste wereldoorlog honderden fondatiemissen gelezen.

Het Bisschoppellijk Archief van Brugge bevat een dokument(1) waaruit blijkt dat Felix Brenart, bisschop van Brugge, in september 1777 een aflaat van 40 dagen verleent aan alle gelovigen die, in staat van gratie zijnde, geknield en met gestrekte armen 3 maal een gebed bidden telkens bestaande uit 5 Onzevaders en 5 Weesgegroeten, in of voor de kapel van de Groenendale die toegewijd is aan Jezus, Maria en Anna.
Deze aflaat wordt verleend op verzoek van de Burgemeester en Schepenen van de Heerlijkheid Groenendale, geënclaveert in Lichtervelde.

De kapel werd genoemd: de moeder Annakapel, want ze bevatte een houten beeld van de heilige moeder Anna.  E. H. Desmet, medepastoor, heeft dat houten beeld nog eens meegenomen naar Brugge om het te laten restaureren, hoewel het in zeer hard hout gemaakt was.  Deze kapel was zeer ruim.  De grote vensters bestonden uit in lood gevatte ruitjes.  Er stonden zes kerkstoelen in en twee zeer grote koperen kandelaars.  Deze kandelaars zijn verdwenen tijdens de eerste wereldoorlog, op een moment dat de Duitsers alle koperwerk opeisten.  De kapel behoorde later toe aan baron Dochy, burgemeester van De Pinte, later aan een groep eigenaars die in de volksmond “de zwarte bende” genaamd werd, nog later aan de plaatselijke eigenaars.  De naam ‘zwarte’ betekende hier alleen onbekend. 

In 1914 stonden zware kanonnen opgesteld op de wijk, tot dichtbij de kapel (zie eveneens Labens’ kapelletje).  De mensen noemden deze kanonnen “dikke Berthas”.  De kapel – en ook de herberg de Potuil – is door het trillen en daveren totaal vervallen en deels ingestort, hoewel er toen ook vaak mensen kwamen bidden op stille momenten.

(1) Brugge Acta Episcoporum 1777.

Na de oorlog bleef de kapel in vervallen toestand verscheidene jaren staan. Rond 1930-1932, bij het aanleggen van de grintweg, werd ze afgebroken en het puin werd door een landbouwer weggevoerd ter verharding. Naast de elektrische cabine zijn de grondvesten nog waar te nemen. Het kruis van deze kapel bevindt zich nog op de zolder van de hoeve nr. 3 (? toen bewoond door Roels).