Over de duivensport

In 2008 heeft een Nederlandse rechter geoordeeld dat duivensport geen sport is[1].  Het ging daarbij natuurlijk niet om een filosofische bedenking maar over de verplichting tot betaling van omzetbelasting op vb. duivenringen.

Volgens de rechter moet er bij een sportdiscipline sprake zijn van fysieke inspanning door mensen.  Schakers en dammers zitten daarbij wellicht nog in een grijze zone, maar wat te denken van de paardensport: dat is zelfs een olympische discipline…

Is het dan geen sport, de duivensport is alvast een competitie en dat is toch een duidelijk kenmerk van een sport.  Weliswaar een competitie met een aantal specifieke kenmerken.  Vooreerst: wie zijn de spelers in deze sport?  Het uitslagenblad van een wedvlucht vermeld ze allebei: de duiven en de duivenmelkers.  Er zijn prijzen voor de beste duiven (per vlucht of over een vliegseizoen) en kampioenschapsprijzen voor de beste melker (in allerhande categorieën).  Het competitie-element geldt nochtans enkel voor de duivenliefhebber.  Wat men ook moge beweren over motivatie en training van duiven, die dieren weten hoegenaamd niet dat ze deelnemen aan een wedvlucht.  Ze willen gewoon naar hun hok terug vliegen en de ene doet dat al rapper (of beter) dan de andere.

Ten tweede: als het geen sport mag zijn, dan is het in elk geval wel een gokspel.  Opnieuw ietwat speciaal: de deelnemers zetten zelf geld in.  Gokken op de duiven van iemand anders is (in Europa) niet toegelaten.  Alsof Eddy Merckx een gokje zou wagen op zijn eigen ritwinst.  Eigenlijk bestaan er 2 soorten melkers.  Voor een eerste categorie (de minderheid helaas) zijn de resultaten van een wedvlucht een indicatie voor de (al dan niet) geslaagde samenwerking tussen dier en mens.  De rest ziet de uitslagen enkel als een maat voor eer en geldgewin (of -verlies); de duif is dan enkel nog een instrument.

Een derde eigenaardigheid is, dat alle deelnemers zonder onderscheid tussen nieuwelingen, amateurs en beroeps tegen elkaar in competitie komen.  Bovendien is er geen beperking op het aantal duiven dat een liefhebber mag inkorven voor een wedvlucht.  Ploegen van 3 duiven moeten opboksen tegen ploegen van 300 duiven.  Probeer dat maar eens in de Ronde van Frankrijk.  Nu is het woord “ploeg” uiteraard ook wat overdreven: er zijn geen kopmannen of helpers.  Iedere duif moet op eigen kracht de weg naar huis vinden en afleggen.

Bij de duiven zelf zijn er geen amateurs en beroeps, dus dat verzacht het leed al wat.  Bij de melkers daarentegen wordt de kloof tussen liefhebbers en beroepsspelers alsmaar groter.  Inzetten op een onaangeduide serie loont niet meer voor een kleine speler, want die worden blindelings opgeraapt door de grote ploegen.  Een ander nefast effect is dat een grote ploeg vaak als één peloton thuis komt.  Een mogelijke uitleg is dat de richting die een vlucht duiven kiest het gemiddelde is van wat de individuele duivencomputertjes berekend hebben.  Een overwicht van duiven van één hok duwt de vlucht duiven dan ook naar dat hok.  Moeilijk te bewijzen, maar wel aannemelijk.  De vraag stelt zich dan wie de beste uitslag gerealiseerd heeft: de liefhebber die 3 duiven van 4 op de uitslag heeft of de beroepsspeler die 51 prijzen met 100 duiven pakt.  Het gezond verstand zegt dat in dit voorbeeld de liefhebber de beroepsspeler geklopt heeft.  Maar hoe valoriseer je dat?

Er zijn al veel voorstellen geopperd om het bovenstaande probleem aan te pakken.  Je kan het aantal inkorvingen per liefhebber beperken (bijvoorbeeld tot 20 duiven).  Dat zal uiteraard tot protesten leiden van de grote spelers.  Het zwakke punt van deze regeling is dat het maximum enkel arbitrair kan vastgelegd worden.  Er is geen enkel objectief criterium denkbaar dat voor iedereen aanvaardbaar is.  Een andere mogelijkheid is dat grote spelers hun ploeg moeten opdelen in subploegen met een bepaald maximum.  Een speler die 100 duiven inkorft moet ze dan bijvoorbeeld indelen in 5 ploegen van 20 duiven, waarbinnen hij kan inzetten voor de serieën.  Veel levert dat niet op, behalve dat de onaangeduide serieën nu voor meer (sub)ploegen in het bereik liggen.

Hier volgt er een ander voorstel, zonder beperkingen op het aantal in te korven duiven, maar  waarbij er, naast de individuele rangschikking, ook een ploegenrangschikking wordt opgemaakt.  De berekeningswijze voor het ploegenklassement zorgt er voor dat grote en kleine ploegen aan elkaar gewaagd zijn.  Niet schrikken: er komt wat wiskunde aan te pas…  Maar wie de eindtermen voor het middelbaar onderwijs gehaald heeft, moet er weg mee kunnen.

Het vertrekpunt voor het ploegenklassement is de individuele uitslag (per tweetal, drietal of viertal, zoals gebruikelijk).  Het te berekenen coëfficiënt voor een ploeg is dan het product van 2 factoren:

  1. de gemiddelde plaats P op de uitslag.  Het vertrekpunt is de som van de behaalde plaatsen gedeeld door het aantal duiven dat de speler geklasseerd heeft: p1 = (Spi)/k. Dat levert een getal p1 op, waarbij 1 £ p1 £ K, en K het aantal geklasseerde duiven is.  Daarbij stelt het kleinste getal de beste prestatie voor. Om een klassement van groot naar klein te bekomen, gaan we over op p2 = K-p1+1, waarbij K ³ p2 ³ 1 Daarmee kunnen we weliswaar de spelers binnen één wedvlucht klasseren, maar niet vergelijken tussen wedvluchten met een (groot) verschil qua ingekorfde duiven.  Daarom delen we nog eens door het totaal aantal geklasseerde duiven.  Het eindresultaat is dan P = (K-(Spi)/k+1)/K en 1 > P ³ 1/K
  2. het aandeel A van de vliegploeg dat zich klasseerde.  Dat is de verhouding van het aantal duiven dat een speler op de uitslag heeft t.o.v. het aantal duiven dat hij ingekorfd heeft of A = k/n.  Dat is een getal 1 ³ A > 0.

A en P zijn twee getallen die tussen 0 en 1 liggen (maar niet 0 kunnen zijn).  Het product van beide getallen levert dan ook een resultaat op dat tussen 0 en 1 ligt en daarom best in percentformaat wordt uitgedrukt.

Als voorbeeld nemen we de uitslag van een Clermontvlucht voor jonge duiven, gevlogen op 04/07/2020.  Er werden 542 duiven ingekorfd, zodat er 271 prijzen (per tweetal) waren.  Er waren 39 deelnemers, waarvan er zich 38 geklasseerd hebben. De namen van de deelnemers werden (alfabetisch) gewijzigd in “Ploeg-x”.

Ploeg# duiven (n)# prijzen (k)SpiAPCoëfficiëntPlaatsPrijs
Ploeg-21438290,28%75,00%67,71%1€ 10,09
Ploeg-164322772,45%75,00%54,34%2€ 8,09
Ploeg-205035320366,60%70,00%46,62%3€ 6,95
Ploeg-191812133759,26%66,67%39,50%4€ 5,88
Ploeg-356340502753,99%63,49%34,28%5€ 5,11
Ploeg-111789153,40%63,64%33,98%6€ 5,06
Ploeg-252014197448,34%70,00%33,84%7€ 5,04
Ploeg-29107100947,18%70,00%33,03%8€ 4,92
Ploeg-338570248,56%62,50%30,35%9€ 4,52
Ploeg-105213675,28%40,00%30,11%10€ 4,49
Ploeg-231510154043,54%66,67%29,03%11€ 4,32
Ploeg-276463441,88%66,67%27,92%12€ 4,16
Ploeg-5168101453,60%50,00%26,80%13€ 3,99
Ploeg-9168107350,88%50,00%25,44%14€ 3,79
Ploeg-26316775,65%33,33%25,22%15€ 3,76
Ploeg-28127110042,38%58,33%24,72%16€ 3,68
Ploeg-1712561155,28%41,67%23,03%17€ 3,43
Ploeg-326217368,45%33,33%22,82%18€ 3,40
Ploeg-34169146740,22%56,25%22,62%19€ 3,37
Ploeg-3612565352,18%41,67%21,74%20€ 3,24
Ploeg-318462642,62%50,00%21,31%21€ 3,17
Ploeg-38148137736,85%57,14%21,06%22€ 3,14
Ploeg-242511163445,56%44,00%20,04%23€ 2,99
Ploeg-68343446,99%37,50%17,62%24€ 2,62
Ploeg-30136102937,08%46,15%17,12%25€ 2,55
Ploeg-37179168631,24%52,94%16,54%26€ 2,46
Ploeg-118474331,83%50,00%15,91%27€ 2,37
Ploeg-1412457447,42%33,33%15,81%28€ 2,35
Ploeg-8239151238,38%39,13%15,02%29€ 2,24
Ploeg-12156102837,15%40,00%14,86%30€ 2,21
Ploeg-186358328,66%50,00%14,33%31€ 2,13
Ploeg-412590933,28%41,67%13,87%32€ 2,07
Ploeg-212338852,64%25,00%13,16%33€ 1,96
Ploeg-712212178,04%16,67%13,01%34€ 1,94
Ploeg-134114347,60%25,00%11,90%35€ 1,77
Ploeg-1513233638,38%15,38%5,90%36€ 0,88
Ploeg-38117037,64%12,50%4,70%37€ 0,70
Ploeg-2215364121,53%20,00%4,31%38€ 0,64
Totaal532[2]K = 271   909,56% € 135,50

Er zijn 2 “grote” teams (# 20 en #35) die samen meer dan 20% van de ingekorfde duiven hebben aangeboden (en ook het gros van het geld gespeeld hebben), dan een pak middelgrote teams (met 10 tot 25 inkorvingen) en een aantal kleintjes met minder dan 10 duiven.  De grote ploegen staan weliswaar aan de kop van de rangschikking, maar zijn toch geklopt door 2 kleine teams (#21 en # 16), die slechts 4 duiven inkorfden, maar wel met een prijsratio van 75% (en bovendien met hoog geklasseerde prijzen).  Dit voorbeeld toont aan dat kleine en grote ploegen aan elkaar gewaagd zijn volgens dit klassement.

De tweede vraag is welke geldprijs er aan dit klassement kan gekoppeld worden.  Hier zijn er uiteraard opnieuw veel mogelijkheden.  De tabel toont een verdeling waarbij de verplichte inleg (in dit voorbeeld 0,25€ per duif) wordt uitgekeerd per ploeg in plaats van per duif.  De verdeling gebeurt op basis van de behaalde coëfficiënt.  Dit is duidelijk in het voordeel van de kleine ploegen, die met een lagere inzet toch een mooie ploegprijs kunnen winnen, terwijl de grote ploegen verder hun gang kunnen gaan met het serie- en bonspel. 

Te veel wiskunde?  Te complex?  Onbegrijpelijk?  Bedenk dan dat de duivensport niet zonder hogere wiskunde kan.  Denk maar aan de tijdscorrectie voor achter- of voorlopende klokken.  Om niet te spreken over de berekening van de afstand tussen 2 punten op een (afgeplat) bolvormig oppervlak.

Zo gezien is de duivensport misschien toch een sport – een denksport…


[1]        Meer hierover kan gevonden worden via de Wikipedia pagina over Duivensport.

[2]        Eén speler met 542 – 532 = 10 duiven, kon geen enkele duif klasseren.

Geef een reactie